Indonesië
Java - Bali - Lombok
april - mei 2011
Borobudur
Ik vraag me af waarom ik de laatste
jaren zoveel vertraging heb met mijn vluchten. Deze keer wordt de kist
weggeduwd bij de gate en blijft vervolgens in een parkeervak anderhalf
uur staan met de motoren uit, zonder airco en zonder informatie. Het
gevolg hiervan is wel dat we tijdens de tussenstop in eerste instantie
het toestel uit moeten, maar later toch weer niet. De
informatievoorziening is eigenlijk gewoon slecht omdat de piloot bij
elke mededeling een beetje voor zich uit zit te mompelen en niet echt
verstaanbaar is. Uiteindelijk zijn we nog slechts een uurtje te laat in
Jakarta. Handig is wel dat onderweg vast de immigratie dienst aan bord
komt en de paspoort controle uitvoert en mogelijk visa verstrekt. In
Jakarta ga je dan ook eerst met je bagage door de douane, waardoor je
dit in Denpasar over kan slaan, tenminste als je niet bij de bagageband
je fiets in elkaar zet. Dan wordt moet je mee met de aankomende
internationale vluchten, maar met de opmerking dat je via Jakarta bent
gekomen kan je alsnog gewoon doorlopen.
Op Bali is het in elk geval warm. Ik stap op de fiets een rij richting Kuta, hoewel ik eigenlijk wou beginnen in Denpasar weet ik eigenlijk niet hoe ver dit is en na deze lange vlucht wil ik ook niet zo heel ver rijden. Ik loop bij het eerste hotel dat ik zie binnen en krijg een prachtige ruime kamer, wel wat duurder dan ik eigenlijk wil maar ik heb niet erg veel zin om lang te zoeken. Na het ontbijt stap ik op de fiets en ga verder in de richting van Denpasar, het is hier druk. Ik laat het dan ook voor wat het is en besluit verder te gaan naar Ubud, omdat de richting hier niet altijd even duidelijk is volg ik de borden met Ubud Villa (een guesthouse) om er vervolgens achter te komen dat deze wel een stuk buiten Ubud ligt, zodat ik uiteindelijk via een hele mooie en rustige weg door de rijstvelden vanuit het noorden Ubud in rijdt. Ook Ubud is uitzonderlijk druk, veel accommodatie is al vergeven en ik kom uit bij een mooie Homestay met Balinese bungalows. Ik besteed een dag in Ubud maar kan hier eigenlijk mijn draai nog niet vinden. Ik ben te onrustig en daarvoor is het hier gewoon te druk. Het grappige is dat ik later ook nog regelmatig mensen spreek die geen goed gevoel hadden bij Ubud, het ligt dus niet alleen aan mij. Snel ga ik dan ook verder richting Lombok, of eigenlijk nog richting de veerhaven. Volgens een vrouw die ik spreek is dit een rit van anderhalf uur met de auto en ik vraag me af hoe ze dan rijden. De veerhaven is minder dan 40 kilometer verderop. Het meeste hiervan is een drukke weg, maar op enig moment wordt ik van de hoofdweg afgeleidt naar een smalle weg die ook weer tussen de rijstvelden door loopt. De nieuwe aanplant staat al volop in bloei (hoewel dit volgens mij niet allemaal rijst is) en soms zie je nog oude oogst die bij een huis ligt te drogen op een plastic zeil. De veerhaven is even een lastiger punt, bij de ticket balie wordt me aangegeven dat ik het kaartje buiten moet kopen en buiten vertellen ze me dat ik binnen moet zijn. Naar de veerboot toe staan eer overal stalletjes waar je van alles kan kopen en ook op de boot lopen nog mensen rond die je vertellen dat je echt nog een fles water bij hun moet kopen omdat je anders de komende vijf uur niet genoeg hebt (op de boot is ook een verkooppunt). De boot is redelijk vol en het wordt een lange zit op het stalen dek. Op Lombok aangekomen is het ontschepen
(iedereen zet elkaar en een bus klem om maar als eerste van boord te
zijn). Ik rij richting Mataram en ga op zoek naar een guesthouse. Van mensen
die later op de dag verschijnen hoor ik dat alle hotels behoorlijk vol
zitten. Het is eigenlijk niet meer dan een paar stoffige straten waar de
meeste van de winkels al gesloten zijn en pas langzamerhand de
eetstalletjes in het straatbeeld beginnen te verschijnen. De eerste
veertig kilometer is de weg heel goed te noemen, maar na het vertrekpunt
voor de boten naar de Gilli eilanden wordt het een heel ander verhaal.
Het is duidelijk minder van belang om hier goed asfalt neer te leggen.
Ondanks dat ik uren voor het feest (lees de karaoke) afgelopen is afhaak wordt het toch een wat korte nacht. Gelukkig zijn aan deze kant van Lombok de hellingen wel wat langer maar beslist veel minder steil. Door een klein foutje sta ik alleen een halve dag eerder dan ik gepland had weer in Mataram. 's Nachts slaap ik onrustig en sta ik flink beroerd op, ondanks dat ik ook een aantal tempels in de omgeving had willen bezoeken beperk ik me hierdoor maar tot de Mesa Pura, eerlijk gezegd had ik hier wat andere verwachtingen van. Van Mataram rij ik weer terug richting de veerhaven en ga ik aan boord van een ander, naar mijn idee, luxer schip. Het is zondagochtend en de boot is niet heel erg vol, op het autodek is er in elk geval nog voldoende ruimte over terwijl in de reisgidsen staat dat vrachtwagens regelmatig drie dagen moeten wachten voor ze mee kunnen. Wel zie ik ook nu weer surfers met gekochte of gehuurde brommers waar een stellage op zit waar ze hun eigen surfplank aan kunnen hangen. Op
Bali de haven uit is het weer druk, al het verkeer wordt op de smalle
weg tegen gehouden door een langzaam rijdende vrachtwagen en door het
tegemoet komende verkeer is inhalen geen optie. Het is een klim, maar ik
ben toch vaak sneller dan de auto's hoewel ook ik er uiteindelijk
nergens langs kan. Bij de splitsing gaat het meeste verkeer toch
richting Denpasar. Het is ook hier nog altijd drukker dan ik op Lombok
gewend ben. Niet veel later begin ik aan het vervolg van mijn rit over Bali, ik kom nu ook echt aan de noordkust. Hoewel er meestal weinig van de oceaan te zien is, je rijdt niet heel erg ver landinwaarts maar door de bebouwing en de dichte begroeiing kan je net zo goed kilometers van de kust verwijderd zijn in plaats van maximaal honderd meter. Uiteindelijk eindig ik halverwege Bali in Lovina. Lovina valt me alleszins mee, ik had ook hier een enorme drukte verwacht maar doordat het zo uitgestrekt is en er volgens mij ook niet heel erg veel mensen zijn blijft het toch de rust houden van het vissersdorp wat het gedeeltelijk ook nog steeds is. Mijn hotel ligt tussen de vissershuisjes en op een steenworp afstand wordt een nieuwe boot uit een boomstam gesneden. Ze zijn nu een week bezig en over drie weken moet deze klaar zijn. Vanuit Lovina blijf ik de kust volgen tot ik uiteindelijk aan kom in Gilimanuk. Deze plaats is heeft echt helemaal niets anders te bieden dan de veerboot naar Java. Omdat ik nog niet bepaald heb hoe ik precies op Java wil gaan rijden blijf ik de nacht maar hier in een goedkoop maar weinig tot de verbeelding sprekend hotel. In het hotel zag ik ergens de vergunning hangen, die stamde uit 1995, ik krijg ook de indruk dat daarna er ook geen echt groot onderhoud meer is gedaan. Het
grootste deel van de tijd die de overtocht in beslag neemt bestaat uit de
tijd die je ligt te wachten tot de boot aan kan meren. Het is nog vroeg
en niet druk zodat het ontschepen erg snel gaat, bij een aantal vrouwen
komt nu ook de hoofddoek te voorschijn. Als een van de weinige sla ik
bij het verlaten van de boot rechtsaf naar het noorden. Het begin is niet
heel erg leuk, veel bedrijfsterreinen en veelzware vrachtwagens die op
weg zijn naar de haven. Pas bij het Baluran National Park wordt het
beter. De weg is zo slecht dat de vrachtwagens daar rijden waar het
asfalt het beste is en zo al het andere verkeer tegen houden, zodat ze
in een aantal colonnes rijden, er is hier verder ook geen bebouwing
anders dan huizen van de parkservice. Naast de weg zie je alleen apen.
Ik zit in een hotel dat net binnen of
net buiten de Chinese wijk van Surabaya valt. Volgens de Lonely Planet
is dit deel van Surabaya wel wat in verval maar moet het toch een
bruisend centrum zijn van winkels, bedrijven en mensen. Ik ben benieuwd wanneer ze hier eigenlijk voor het laatst geweest zijn, het deel van het
verval klopt wel redelijk, maar verder is er tussen de twee poorten die
de Chinese wijk begrenzen nauwelijks leven of enige activiteit te
bespeuren. Het zijn stuk voor stuk vervallen gebouwen waarvan de beneden
etages zijn afgesloten. Opvallend, omdat je zodra je de poorten door
bent wel volop in het dagelijkse leven van de bewoners staat. Zo doet
ook de straat waar mijn hotel aan ligt vreemd aan, je verwacht eigenlijk
niet dat een hotel vrij geïsoleerd ligt in een straat vol met recycling
bedrijfjes in een buurt die toeristisch niet veel op loop afstand heeft.
Een kilometer verder, dat zal ongeveer de Arabische wijk zijn, is het
heel anders. Er zijn volop mensen op straat en/of aan het werk,
waarvan de kippenslachters duidelijk erg trost zijn op hun werk. Helaas
had ik alleen geen camera in mijn hand op het moment dat een van de
kippen zijn nek werd doorgesneden, ze lieten vol trost hun werk
zien. Als je bij een van de kraampjes iets eet zie je vaak een paar jongens met een gitaar langs komen. Ze beginnen te spelen en te zingen en gaan meteen bij de mensen langs om geld op te halen. Zodra iedereen (of in elk geval de meeste) iets hebben gegeven houden ze weer op en gaan verder naar de volgende. Ik ben eigenlijk wel benieuwd wat precies de opzet is, ik heb ze namelijk nooit langer dan een minuut achter elkaar zien spelen. Het geeft een beetje de indruk dat je ze geld geeft om ze te laten stoppen met spelen. Als ik Surabay
uit rij wordt ik ingehaald door een colonne een pantserwagen met
daarachter een behoorlijke groep zwaar bewapende politieagenten op
brommers met kogelvrije vesten aan, uiteraard met alle toeters en
bellen. En dat 's ochtends om zes uur. Er is zo wie zo erg veel politie
op de been, niet zo gek want zonder hun hulp kom je in het drukke
verkeer niet van de enen kant van de straat naar de andere. Ik mis mijn
kans om rechts voor te sorteren en af te slaan en besluit daarom maar om
gewoon de straat over te steken, hoewel gewoon ............. Ik heb de afgelopen weken wel een paar
keer een onweersbui gehad, maar meestal duurden die niet echt lang. In
Jombang is dat een ander verhaal, vlak nadat ik in mijn hotel was
aangekomen begon het te regenen (en niet zachtjes) en rond een uur of
zeven 's avonds regende het nog steeds. Terwijl ik door de straten liep
wezen een aantal mensen me erop dat het regende, maar waren duidelijk
tevreden met mijn opmerking dat ik een paraplu in mijn hand had. Dat deze
niet was uitgevouwen maakte blijkbaar niet veel uit. Je kan ook maar beter af en
toe op de kaart kijken, ik stop in Caruban - in de veronderstelling dat ik
al een plaats verder was - helaas dat betekent dus morgen een langere dag
op de fiets. Een
plaats verder had achteraf eigenlijk niets uitgemaakt, Madiun ligt bijna
even ver van Ngawi als Caruban. Het is in elk geval een erg mooie rit. Uiteraard
wonen er bijna overal mensen, maar de bebouwing is niet zo erg
intensief en buiten Ngawi heb je een heel stuk "bos". Wel heb ik
ook hier weer problemen met de plaatjes onder Mijn schoenen. Om de een of
andere reden willen de schroeven in mijn rechter schoen ineens niet meer
vast blijven zitten en laat dat nu net de voet zijn die ik meestal als
eerste aan de grond zet. In tegenstelling tot gisteren heb ik nu wel op
tijd mijn linker voet los en begin ik tot verbijstering van de omstanders
iets aan mijn schoenzolen vast te schroeven. De laatste kilometers naar
Solo zijn uiteraard weer erg druk, maar ook hier wil het toeval dat ik
vrij snel op de plek kom waar ik wil zijn.
Het paleis van de sultan is voornamelijk leuk om de buiten kant van de gebouwen te zien, je mag bijna nergens (anders dan de open ruimtes) op lopen of binnen gaan. Overal staan bordjes met "niet betreden". Wel zijn - net als in Solo - de museumruimtes toegankelijk, het is alleen allemaal erg slecht verlicht en - als ze überhaupt aanwezig zijn - zijn de toelichtingen alleen in het Indonesisch. Het is vooral heel erg druk, het is zondag en gedurende het weekeinde komen er busladingen bezoekers. Allerlei figuren die buiten rond lopen vertellen je dat je nog makkelijk even naar een batik-emporium kunt gaan omdat de dansvoorstelling toch pas om elf uur begint. Omdat waarschijnlijk het bezoek aan een batikwinkel al lang niet meer in trek is zijn het nu vooral kunsttentoonstellingen en kunstacademies die je perse moet bezoeken. Met een ding heb ik wel geluk, er zijn voorstellingen op alle dagen van de week, maar alleen op zondag is er een dansvoorstelling. Dit wordt gegeven op een overdekt podium waar ook het gamelanorkest op zit. Tijdens de voorstelling barst er weer een bui los. Van diversie mensen hoor ik dat de regentijd al lang over had moeten zijn en dat deze net als vorig jaar veel te lang aan houdt Hoewel ik er niet eens zo heel erg veel last van heb gehad, schijnt het toch nog dagelijks te regenen. Een van de redenen om
de kraton op zondag te bezoeken, is dat ik geen zin had in een zondagje
Borobudur. Volgens mij moeten de mensen gedurende het weekeinde gewoon er
vanaf vallen. Ik heb geluk, deze maandag zijn er niet veel mensen slechts
een paar schoolbussen waarmee je op de foto moet. Het levert ook grappige
momenten op. Zo moet is tegenwoordig iedereen verplicht om een sarong te
dragen (ongeacht de kleding die je aan hebt). Bij de entree voor de
buitenlandse bezoekers (hogere entreeprijs plus een Engels sprekende staf)
wordt deze vast voor je omgedaan, de lokale bevolking krijgt er pas een
aangereikt op het punt vanaf waar deze verplicht is. Uiteraard kan je als
modebewuste tiener niet gewoon een sarong over je kleren dragen, je ziet
dan ook een aantal meisjes met hun sarong zodanig omgeknoopt dat deze net
tot onder hun billen komt zodat ze er toch nog zo sexy mogelijk uit zien.
Ze poseren graag voor hun eigen foto's en op dat moment wordt de sarong
ook alles behalve gedragen. Ze zijn overigens ook erg handig om tijdens
een regenbui je haar droog te houden. Ik heb wel de rust maar helaas niet
het zonnige weer waar ik op gehoopt had, tijdens mijn bezoek trekken er
een paar regenbuien over.
Na mijn bezoek aan de Borobudur vraagt
de man die het guesthouse - voor zijn oom (de burgemeester van Borobudur)
- runt of ik mee wil naar zijn huis een paar kilometer verderop. In het
dorp worden nog regelmatig aan de schooljeugd (klassieke) danslessen
gegeven, ook rond het moment dat ik aankom. Daarnaast hebben ze zaken
ingesteld als neigbourhoodwatch en gezamenlijk met enige regelmaat het dorp
schoonmaken om de eenheid van het dorp te versterken. Ze staan ook
dagelijks 100 roepie af en een klein zakje rijst voor als iemand in het
dorp het een keer moeilijk heeft.
Vanuit Borobudur heb ik eigenlijk twee
opties om verder te gaan richting Jakarta, via Semerang of via Cilacap. Ik
had al min of meer besloten om via Semerang te rijden omdat Cilacap een
paar weken geleden is getroffen door een aardbeving. Mijn bezwaar was
vooral de aanduiding van de weg vanaf Semerang naar Jakarta op de kaart,
die ziet er uit alsof deze wel eens heel erg druk kan zijn. Dit vermoeden
wordt bevestigd, maar ook wordt aangegeven dat de aardbeving bij Cilacap
heel diep heeft gezeten en er nauwelijks schade is. Van de opties die ik
heb wordt deze variant me aangeraden omdat deze route veel rustiger en
mooier is. In Jogya krijg ik gewoon weer mijn oude kamer. Na een paar dagen ben je duidelijk bekend op de plekken waar je regelmatig komt. Zo begint het meisje bij JCO donuts (de donuts zijn veel te zoet, maar de espresso is er goed) al te glimlachen als ze me ziet en vraagt de receptioniste bij de Shiatzu massage me of ik een aantal van haar vriendinnen wel of niet knap vind, we zijn het niet over alle dames helemaal met elkaar eens vooral niet met betrekking tot de gekozen haarkleur.
Na een nachtje Jogya ga ik op weg naar
Bandung, de keuze voor de route is in elk geval goed geweest, na de
ringweg is het verkeer redelijk rustig. Als ik in een plaatsje stop om wat
te drinken, staat een meisje dat er zit meteen haar stoel af en gaat naast
haar vriendin op een laag muurtje zitten. Even later stopt er een vrouw op
een motor die een stoel pakt en er gezellig bij gaat zitten. Ze stelt de
gebruikelijke vragen en komt op enig moment tot de conclusie dat ik
waarschijnlijk hier in Indonesië single ben en in Holland gewoon getrouwd.
Ze heeft ook aan dat beide meisjes (waarschijnlijk ouder dan ik ze
inschat) mij erg aantrekkelijk vinden en als ik antwoord dat het dan fijn
zou zijn als ze toch een jaar of vijftien a twintig ouder zouden zijn,
reageert ze verbaasd met de vraag wat dat uit maakt. Ik kan me vergissen
maar volgens mij zijn ze allebei nog minderjarig.
Aan
mijn verjaardag wordt ik pas herinnerd als ik bij een restaurant stop om
te ontbijten en een meisje samen met haar familie op de foto moet met een
bord met happy birthday in haar hand, dit wordt verzorgt vanuit het
animatieteam van het restaurant (56km daarvoor zag ik de eerste verwijzing
naar deze plek). De familie heeft een kindermeisje bij zich die onder meer
tot taak heeft om de jongste dochter te laten eten. Een hele uitdaging
omdat het meisje nu niet echt van plan is om op haar stoel te blijven
zitten. Het kindermeisje loopt wel geduldig achter haar aan met een bord
in haar hand om haar af en toe een hap te geven. Na vertrek van de familie
heb ik de onverdeelde aandacht van de drie dames van het animatieteam, met
enige regelmaat komen ze langs om een van hun goocheltrucs te laten zien.
Het is erg vermakelijk en tot afscheid moet ik nog wel mijn handtekening
geven op een stuk canvas en moet ik op de foto met het team. Het is de
bedoeling dat deze over enig tijd aan de muur van het restaurant hangt. Zo
hangt er bij een ander filiaal een van de LRCI uit 2010. De temperatuur is de hele tijd constant hoog, globaal tussen de 33 en 38 graden, en als ik 's ochtends vroeg buiten kom met een graad of 26 voelt het al koel aan.
De laatste vijfentwintig kilometer naar Bandung rij ik op de hoogvlakte, het is zondagachtend en de verkeersdrukte valt nog mee. Ondanks dat ik eigenlijk bijna direct de buitenwijken van Bandung binnen ben gereden. In Bandung regent het gelukkig weer, de regentijd is al een maand afgelopen en nog steeds regent het dagelijks. Vorig jaar is dan ook de tabak oogst in de omgeving van Borobudur mislukt (de twee jaar daarvoor schijnen wel goed te zijn geweest). In Bandung bezoek ik het Geologisch museum, veel bijschriften zijn niet in het Engels maar bij sommige stukken is er wel een Engelse samenvatting. Als ik bij het museum aankom schrik ik behoorlijk van het aantal bussen dat ervoor geparkeerd staat. Mijn "vrees" is werkelijkheid, het museum is afgeladen met scholieren die over de vitrinekasten heen hangen om de antwoorden voor hun opdracht op te schrijven, er zijn er een paar die gewoon de informatieborden fotograferen. Het is een onvoorstelbare herrie, alle kinderen, de gidsen met megafonen en om de paar minuten wordt er via de omroep installatie van het museum medegedeeld. Bandung
uit fietsen is niet zo ingewikkeld, ik hoef alleen maar de Asia-Afrika te
blijven volgen. Het is mijn doel om naar de botanische tuinen in Bogor te
gaan, jammer genoeg heb ik de kaart niet goed in mijn hoofd en blijf ik de
tolweg naar Jakarta volgen (de oude niet tolweg uiteraard, op de tolweg
mag ik niet komen met mijn fiets). Ik bemerk mijn vergissing pas te laat.
Zodra ik in Purwakarta blijkt de onfeilbaarheid van de Indonesische weg
aanduidingen, waar ik af moet slaan staat er wel een bord maar hierop
staan geen plaatsen vermeld, bij de volgende mogelijk afslag staat er ook
geen bord (wel een paar honderd meter eerder vanaf de andere kant). De weg
die ik volg is dus de meest logische keuze en ik blijf doorrijden, hoewel
ik Mijn vraagtekens erbij zet als de weg weer begint te klimmen en blijft
stijgen. Op enig moment zie een kilometerpaal staan met daarop
"JKT126", het lijkt er dus op dat ik op de goede weg ben en de
klim zal ook wel de laatste berg voor het laagland zijn, tot ik een paar
kilometer verder een kilometerpaal zie staan met "JKT130". Ik
verwacht toch echt dat ik dichterbij Jakarta moet komen, als JKT tenminste
op Jakarta slaat. Ik blijk inmiddels in Wanayasa te staan, een kilometer
of twintig de verkeerde kant op. Omdat ik dit stuk bijna alleen maar heb
geklommen ben ik zo weer terug in Purwakarta., ondertussen had ik de kans
om nog even om me heen te kijken en te constateren dat ik de
kilometerpalen 127, 118 en 116 had gemist de overige waren niet aanwezig. De richting borden in Indonesië zijn er echt op gericht dat je ter plaatse goed bekend bent. Vaak staan ze er niet en als ze er wel staan staat er vaak het eerst volgende dorp op of een of ander stadskantoor, soms staan er afstanden op die lang niet altijd kloppen. Een ander hulpmiddel om te zien of je op de goede weg zit zijn de kilometerpalen, dit zijn stevige betonnen palen met daarop de afstand tot de genoemde stad, links en rechts op een paal kunnen dus verschillende steden staan. Tenminste als ze er staan, dan heb je ook nog de kans dat ze met een beitel zijn bewerkt en dus niet meer leesbaar zijn. Het grote nadeel van de kilometerpalen is dat de plaatsnaam is afgekort, bijvoorbeeld tot JKT, BND, BDN of S.baya. Ook worden namen als Surakarta en Solo (dezelfde plaats) door elkaar heen gebruikt. In grote plaatsen staan op de richting borden vaak de wijken, straten of zelfs een hotel vermeld. De richting borden staan vaak strategisch opgesteld, in de takken van een boom of achter een reclame bord. Ik vind het verkeer hier sowieso knap, als er meer dan een voertuig op de weg aanwezig is lijkt het alsof ze elkaar meteen in de weg zitten. Iedereen wil perse vooraan staan en vooral de bussen en minibusjes voor het personenvervoer maken het hun medeweggebruikers graag lastig. Ze stoppen daar waar een passagier wil in of uitstappen en doen dat bij voorkeur midden op de weg of in elk geval voor een van hun collega's. het resultaat is dat ze vaak rijen dik geparkeerd staan en zo driekwart van de weg blokkeren, vervolgens komt ook het verkeer van links er gewoon bij (links afslaand verkeer hoeft zich niets van verkeerslichten aan te trekken) en proberen de motoren overal tussendoor te rijden. Het is volgens mij geen uitdaging om de doorstroming te verbeteren, maar om de mensen hier zo ver te krijgen ................ Het laatste stuk fietsen is niet leuk meer. Je bent nu eenmaal op weg naar Jakarta en dat betekent veel bebouwing en heel veel verkeer. Dit laatste houdt in alles wat niet op de tolweg is toegestaan (op dit moment dus ook de vrachtwagens) of de tol niet wil betalen. Er zijn hier nog vrij recent een paar goede buien gevallen, een deel van de weg is bedekt met een dikke laag natte modder. Net als ik bij een benzinepomp de modder van Mijn benen heb gespoeld krijg ik de eerste van Mijn twee buien van vandaag. Het is wel meteen erg rustig op de weg, alle motorrijders stoppen om te schuilen of om hun regenpak aan te doen. Het regent hard, maar gelukkig rij ik ook weer snel de bui uit. Het valt me mee, vandaag heb ik opnieuw geen moeite om de weg te vinden, terwijl ik toch het centrum van Jakarta in moet.
|
|
Merapi
|
Foto's
|
|
Route |
|||||||
van | naar | hoogte verschil |
maximale hoogte |
aftstand |
|
||
Kuta | 7 | 13 | 6 | ||||
Kuta | Ubud | 339 | 350 | 52 | |||
Ubud (Bali) |
Mataram (Lombok) |
85 | 225 | 65 | |||
Mataram | Senaru | 994 | 414 | 99 | |||
Senaru | Maroak | 560 | 429 | 54 | |||
Maroak | Mataram | 232 | 388 | 90 | |||
Mataram (Lombok) |
Gangga (Bali) |
468 | 300 | 63 | |||
Gangga | Lovina | 404 | 368 | 104 | |||
Lovina | 35 | ||||||
Lovina | Gilimanuk | 230 | 72 | 83 | |||
Gilimanuk (Bali) |
Situbondo (Java) |
317 | 267 | 92 | |||
Situbondo | Probolinggo | 194 | 86 | 104 | |||
Probolinggo | Surabaya | 127 | 71 | 113 | |||
Surabaya | 35 | ||||||
Surabaya | Jombang | 88 | 66 | 86 | |||
Jombang | Caruban | 197 | 154 | 80 | |||
Caruban | Solo | 277 | 132 | 125 | |||
Solo | Jogyakarta | 103 | 198 | 67 | |||
Jogyakarta | 43 | ||||||
Jogyakarta | Borubudur | 227 | 393 | 52 | |||
Borubudur | Jogyakarta | 152 | 388 | 42 | |||
Jogyakarta | Kebumen | 221 | 169 | 121 | |||
Kebumen | Wangon | 117 | 78 | 85 | |||
Wangon | Ciamis | 897 | 265 | 108 | |||
Ciamis | Jatinangor | 1293 | 886 | 105 | |||
Jatinangor | Bandung | 40 | 742 | 26 | |||
Bandung | 46 | ||||||
Bandung | Purwakarta | 931 | 789 | 105 | |||
Purwakarta | Jakarta | 188 | 120 | 111 | |||
Jakarta | 74 | 45 | 97 | ||||
1.294 | |||||||
|
|||||||
|
|||||||
Kaarten
|
Links
|
Het weer in: |
Mataram (Lombok) |
Denpasar (Bali) |
Jakarta (Java) |
|
zonsopgang over de Telomoyo, Merbabu, Merapi en de Borobudur |