Mongolië
september - oktober 2009

Het begin is meteen al goed door de slechte weersomstandigheden in Ulaanbaatar wordt er niet gevlogen, nergens is dan ook informatie over de vlucht te bekennen. Pas bij navraag bij de transferdesk hoor je iets meer. Ondertussen wordt je wel volpension ondergebracht in een modern en luxe hotel in Incheon Seoul), maar helaas is de ruimte er omheen slechts één grote bouwput en is er in dit deel niet veel te bleven.

Uiteindelijk sta ik met 27 uur vertraging op het vliegveld van Ulaanbaatar. De pick-up service van mijn hotel is alleen niet berekend op drie passagiers en een fiets en hij verzorgt terplekke alternatief vervoer. het is inmiddels drie uur 's nachts als ik door de dorm heen moet met al mijn bagage om naar mijn kamer te komen. De guesthouses hier zijn heel simpel normale appartementen met in de voormalige woonkamer een dormatory. Mijn kamer kan ik slechts een nacht gebruiken omdat de volgende reserveringen al weer klaar liggen.

Na de maandag door gebracht te hebben met het in elkaar zetten van mijn fiets en een indruk krijgen van Ulaanbaatar vertrek ik op dinsdag ochtend richting Darkhan. Ik ga ervan uit dat ik heel simpel de weg moet volgen met het meeste verkeer, en dat klopt ook wel. Alleen gaat toevallig het verkeer - op het moment dat ik aankom op een splitsing zonder richting borden - voor mij de verkeerde kant op. Na een paar kilometer voel ik nattigheid, vraag de weg en keer ik om.
Zonder verdere problemen vind ik daarna wel de juiste weg en de afslag richting Darkhan.
Helaas is dat richting Siberië en moet ik tegen een harde storm intrappen, ik krijg zelfs mijn eerste sneeuwbui al te zien. Zelfs heuvelafwaarts kom je met veel pijn en moeite slechts aan de 13 km/h. Na ongeveer 70 kilometer houdt ik het voor gezien en zet ik mijn tent boven op een heuvel op. Een uurtje later komt een man vragen of het niet te koud is en of ik niet bij hem thuis wil overnachten, ik lig al half in m'n slaapzak en merk van de kou al niets meer. 's Nachts daalt het kwik wel tot ongeveer -10.

De volgende dag is het stralend weer en is de wind gedraaid, op enig moment is geeft mijn fietscomputer zelfs 21 graden aan (boven nul wel te verstaan). Zo is het fietsen een stuk leuker. Tot nu toe is het allemaal asfalt en dat blijft zo tot Bulgan. Als ik 's avonds mijn tent langs een riviertje neer zet heb ik al snel bezoek van een herder met zijn paard.

Ik kom een stel Ierse fietsers tegen en gezamenlijk drinken we een kop thee in de berm, ondertussen wisselen we wat ervaringen uit over fietsen in het algemeen en in Mongolië in het bijzonder. Dankzij de populariteit van georganiseerde fietsreizen maak je dit tegenwoordig niet vaak meer mee, terwijl het vroeger heel normaal was. Soms is het tegenwoordig al uniek als iemand zijn hand opsteekt als je een andere fietser tegenkomt. Ook stoppen andere westerse toeristen als ze je tegenkomen onderweg zoals een Duits echtpaar in hun Mercedes en een Bulgaar op zijn motor.

Ondertussen kampeer ik opnieuw bovenop een heuvel (vanaf de weg je fiets omhoog duwen), maar helaas begint het 's nachts te regen en blijft het regenen (buitjes) tot het einde van de middag. Een paar kilometer na mijn kampeerplek kom ik een bord tegen dat aangeeft dat de Amarbayasgalant Khiid daar vandaan nog slechts 62 kilometer verwijderd is en dat ik op die plek rechts af moet slaan. Deze weg is dus niet geasfalteerd, maar omdat ik toch naar het klooster wil kan ik net zo goed hier af slaan. Het is een wirwar van zich elkaar kruisende sporen die soms wel soms  niet meer bij elkaar komen zonder dat er ook maar ergens een richting bord staat. Ondertussen kom ik er achter dat mijn kampeer plek van afgelopen nacht één nadeel had, het ontbreken van water, en vervolgens kom ik nergens meer op een punt waar ik iets kan tappen. Na ruim dertig kilometer sta ik overigens gewoon weer op de hoofdweg en vijftien kilometer verderop krijg ik opnieuw een afslag. Deze blijkt wel bij het klooster aan te komen. Ook onverhard biedt deze wel een aantal steile passen (het maximum van 26% in het spoor dat ik had uitgekozen heb ik maar gelopen) en drie riviertjes om te doorwaden. Na eindeloos op de fiets te hebben gezeten kom ik uiteindelijk bij het klooster aan en boek bij het levensmiddelen winkeltje mijn eigen ger (met houtkachel), ook koop ik er mijn eerste Mongoolse biertje.

In het klooster is het heel erg rustig, niet alleen ligt het natuurlijk redelijk afgelegen (35 kilometer van de hoofdweg) maar ook wonen er volgens mij amper monniken. 
Via dezelfde weg gaat het weer terug naar de hoofdweg, het water in de rivieren staat nu iets lager en ik krijg zelfs een aantal maal een lift aangeboden.
Dichtbij Erdenet wordt het landschap steeds minder interessant, voornamelijk omdat Erdenet een industriestad is en je de laatste 15 kilometer langs leidingen en bedrijfspanden fietst. Ondertussen heb je uitzicht op onder meer de kopermijn en een slachterij annex leerlooierij. In het centrum heb je een fontein ('s avonds verlicht) waar met enige regelmaat een waterballet wordt vertoond met - meestal - klassieke muziek.

Erdenet uit lijkt makkelijk, maar ondanks dat ik aan een man de weg vraag, kom ik uit in een buitenwijk. Overigens kon ik hier vandaan heel eenvoudig via een spoor doorsteken naar de hoofdweg. 
Bovenop een van de heuvels wordt ik verrast door een parkeerplaats met bankjes en afvalbakken, dit heb ik op de hele weg vanaf Ulaanbaatar nog niet gezien. In Bulgan word ik voor het eerst geconfronteerd met het effect van alle lege wodka en bierflesjes die overal rond zwerven, een man spreekt me aan en wil iets van me. Wat versta ik niet, maar zijn adem zegt al genoeg. Om te voorkomen dat ik weg rij pakt hij steeds mijn fiets vast, mezelf losmaken is niet het grootste probleem maar ik heb een fiets en hij twee handen. Uiteindelijk stelt een toeschouwer zich tussen ons op zodat hij niet opnieuw iets vast kan pakken.

Na Bulgan houdt het geasfalteerde gedeelte al snel op, tenminste officieel. Met het werk aan de verlenging zijn ze al gevorderd tot Unit, de weg is nog lang niet klaar, maar sommige stukken zijn al goed berijdbaar ondanks dat het asfalt nog  ontbreekt. Eigenlijk heb je een uitstekende rough road, helaas wordt deze nog al eens onderbroken door de aanleg van bruggen en duikers ook is deze nog niet overal berijdbaar. Wel heb je last van de grote hoeveelheid bouwverkeer, elke lading grind wordt vanuit Unit per vrachtwagen aangevoerd. Elke vrachtwagen werpt een enorme lading stof op.

De eerste nacht van deze etappe kampeer ik een kilometer van de nieuwe weg af aan een riviertje. Het duurt niet erg lang voor de eerste herder even een kijkje komt nemen, de tweede komt langs als ik zit te koken en drinkt voor de gezelligheid een kop thee mee (hij m'n mok, ik dus maar gewoon uit de pan) en de derde komt langs als ik allang in bed lig (het is zeven uur donker en dan daalt de temperatuur al snel tot onder het vriespunt). Vooral de laatste ziet in mij een reden tot een feestje en vooral het drinken van airag bij zijn ger, ze begrijpen niet dat ik niet erg gecharmeerd ben van gefermenteerde paardemelk.

Op dit punt staan er nog volop gers. Het is echter te merken dat ook voor de herders het seizoen er hier op zit. In de zes dagen die ik nodig heb om de afstand van Erdenet naar Mörön te overbruggen kom ik langs steeds meer verlaten plekken, gers waarvan het vee al weg is en gers die al op de vrachtwagen naar het winter verblijf worden vervoerd. Dit biedt ook nadelen wat eten betreft, met enige regelmaat is er nog wel iets te krijgen bij de winkeltjes in de dorpjes, maar veel van de eettentjes onderweg zijn al dichtgetimmerd. Van sommige die nog wel open zijn krijg ik de indruk dat de bewoners er ook overwinteren, hoewel dat wel heel erg eenzaam moet zijn. Dit zijn ook meestal degene die geen ger bij het restaurant hebben staan. Het lukt me dan ook niet elke dag om een lunch te krijgen (ik had op zich eten genoeg bij me), de lunches die ik kreeg bestonden in elk geval uit schaap, aardappel en wortel. De overige ingrediënten varieerden (rijst of noedels).

Tot Tosonzengel is het landschap redelijk afwisselend (brede dalen, smalle dalen, vee, graanvelden, braakliggende akkers) daarna is het tot Mörön één breed droog dal (met diverse passen). Ook is de weg tot een kilometer of 100 voor Mörön goed te fietsen, daarna krijg je erg veel mul zand en fijn grind en veel wasbord.

In de Lonely Planet stand aangeven dat er zo'n 28 kilometer voor Mörön een meer lag. Ik had mijn watervoorraad de dag ervoor slecht ingeschat en reed al geruime tijd met visioenen van een vers gezet pannetje thee. Als ik bij het meertje aan kom valt het me op dat er veel schuim op het meer staat (logisch met een harde wind) en dat de randen er omheen er erg wit uit zien. Voorzichtig proef ik eerst een beetje van het water (rechtstreeks uit het meer) en vraag me vervolgens af waarom de Lonely Planet hier geen melding van heeft gemaakt, het water is bremzout. de gers die er omheen staan houden zich dan ook bezig met zoutwinning.
Een paar kilometer verder zie ik in de verte Mörön al liggen en hoef ik de laatste twintig kilometer bijna niet meer te trappen.

Ondertussen kijk ik al uit naar een warme douche. Het eerste hotel waar ik aanklop geeft aan vol te zitten de tweede die in de Lonely Planet vermeld stond bestaat al niet meer en tenslotte herinner ik me dat ik het dorp in langs een hotel was gereden. Na hier een kamer te hebben genomen blijkt dat ze hier helemaal geen douche en geen warm water hebben. Ik heb geen zin om alsnog naar een ander hotel te zoeken en neem genoegen met het wassen in een teiltje met koud water, eigenlijk was toch het voornaamste om je weer eens helemaal te kunnen wassen en je vuile (lees stoffige) fietskleding uit te kunnen verwisselen door iets schoons.
Geld wisselen is ook een uitdaging, ondanks dat bij meerdere banken aangegeven staat dat ze wisselen blijkt dat niet altijd het geval te zijn. Ze beschikken in elk geval niet over de wisselkoersen. Je staat overigens wel vreemd te kijken als er ineens een geslacht en gevild schaap de bank binnen wordt gedragen door twee mannen.

Na een dag rust in Mörön ga ik op weg richting Tsetserleg. Ik weet dat ik na de brug links aan moet houden en ook een lokale herder geeft globaal de richting aan met weidse armgebaren (in zijn omschrijving had de A4 ook nog gepast). toch lukt het me niet om een goed gevoel bij de wegen te krijgen (er gaan er vlak na de brug trouwens vier linksaf) en na een kilometer of 18 besluit ik toch maar om te keren en naar Hatgal te gaan, dit laatste stond ook in mijn oorspronkelijke programma opgenomen, en dan later met een busje van Mörön naar Ulaanbaatar te gaan (ipv vanaf Tsetserleg).

Deze beslissing bood één heel duidelijk voordeel, ik had tenminste enig idee waar ik naar op weg was zonder daarbij het gevoel te hebben ergens rond te dwalen. Vanuit Mörön ga je in ongeveer 25 kilometer de eerste pas van ruim 1800 meter over. Daarna volgen er nog twee (ik noem het maar een pas als er een bord of een ovoo op staat). Verder kenmerkt het zich door brede en lange dalen, je rijdt kilometers door een dal heen. Als ik op mijn GPS een meer aangegeven zie staan ben ik bijna blij, met een volle brander betekend dat veel thee. Als ik bij het meer aan kom proef ik zekerheidshalve toch maar even en ook deze blijkt gewoon zout te zijn. Niet aan de oever (het water stonk nog al) maar een eind voorbij de gers zet ik mijn tent op. De volgende ochtend is deze kurk droog en volgens mij is dit de eerste nacht dat het nauwelijks heeft gevroren.

Het Mongoolse wegennet.

Vanaf mijn kampeerplek rij ik verder naar Hatgal en het Hovsgol nationale park, bij de ingang staat er wel een bord met de toegangsprijzen maar de slagboom staat open en er is verder niemand te zien. Ook de parkwachter die ik in Hatgal tegenkom zegt hier niets over. Hatgal is verder uitgestorven, bijna alles is dichtgetimmerd en gesloten. Hoewel ik me afvraag hoe het er in het hoogseizoen uit moet zien, sommige gebouwen zijn al aardig vervallen. Je zou verwachten dat het in zo'n toeristisch gebied wel wat meer zou worden bijgehouden, een hotel waar alle ramen al van zijn gebroken ziet er nu eenmaal niet echt erg aantrekkelijk uit. Ook niet voor de algehele aanblik van het dorp. De beelden die ik meekrijg van het Hovsgol Nuur en de omgeving zijn wel indrukwekkend, maar ik denk dat het des te mooier is omdat de bomen nu geel gekleurd zijn. 's Avonds kampeer ik op het punt waar het meer overgaat in de rivier. Dit is waarschijnlijk de koudste nacht die ik hier meegemaakt heb. Omdat ik nu weet hoe het terrein er de komende twee dagen uit gaat zien kook ik bij het ontbijt voldoende water voor de rest van de dag en de volgende ochtend.

Ik krijg een harde wind in de rug en stop al vroeg omdat het gruwelijk koud is, als ik op een gegeven moment om kijk is de lucht achter me zwart ook dwarrelen er al sneeuwvlokken om me heen (hoewel dwarrelen niet echt een juiste omschrijving is). Met enige moeite zet ik mijn tent op en krijg al snel gezelschap van een herder, hij heeft één nadeel zijn paard is doodsbang voor mijn tent terwijl hij alles wil weten van mijn fiets die er naast ligt. Vooral mijn fietscomputer en GPS hebben hun belangstelling, hoewel hij ook onder de indruk is van het totale gewicht van de fiets en bagage. De sneeuw zet niet door, maar het wordt opnieuw een koude nacht, 's ochtends is mijn hele watervoorraad bevroren en zelfs uren later in het hotel is het buitendak van mijn tent nog stijf bevroren. Het begint inmiddels redelijk koud te worden en niet echt aangenaam meer om te fietsen. Als ik 37 kilometer na mijn laatste kampeerplek in mijn hotel aankom ben ik blij dat ik van de fiets af kan stappen. Hoewel ik graag door zou fietsen tot ik weer terug ben in Ulaanbaatar, ik heb nu een open einde.

De chauffeurs van de minivans gaan je bijna te lijf om je in hun bus te krijgen, waarschijnlijk omdat ze mij meer laten betalen dan de lokale bevolking. Ook de vertrektijd is niet duidelijk, de meeste lokalen geven gewoon hun telefoonnummer op en worden gebeld wanneer de vertrektijd nadert. Bij mijn internationale telefoonnummer doen ze dat blijkbaar niet. Ze gaan ook niet eerder dan dat de bus vol is. Naast de bestuurder zijn er nog tien zitplaatsen dat houdt in dat er met gemak zeventien personen in kunnen, daar komt natuurlijk dan nog wel hun bagage bij. Ik had geluk want we zaten slechts met zestien passagiers in de bus waaronder één baby die bij de moeder op schoot zat. Op de achterbank , waar je bijna niet kan komen, zat ik - in eerste instantie met twee en later met - drie mannen. Dit was al krap maar op de twee rijen voor ons zaten nog eens tien mensen. Ze hebben geen rugleuning omdat daar net de doorgang zat voor de achterste rij en zitten nagenoeg bij elkaar op schoot, het waren ook niet direct de dunste personen. Ondertussen hobbelen ze gezellig voort over de soms erbarmelijke (onverharde) wegen. 's Ochtends zijn ze nog net zo vrolijk als op het moment dat ze instappen. Nadat de bus vol is ben je overigens nog niet weg, eerst wordt er getankt, dan gaat de chauffeur nog even naar huis en vervolgens wordt er weer getankt. Uiteindelijk sta je negentien uur later in Ulaanbaatar, hoewel mij werd verzocht om voor de tolpoort uit te stappen, daarvoor hadden ze al een langdurige controle gehad van de politie. Volgens mij moesten ze of meer tol betalen in verband met de bagage op het dak of hadden ze een aantal andere zaken overtreden en wilden ze niet nog meer politiecontrole. Ik heb geen idee, maar het kwam er op neer dat ik de laatste tien kilometer alsnog op de fiets af moest leggen (latere navraag leert dat ze eigenlijk geen bagage op het dak mogen vervoeren, buiten Ulaanbaatar levert dit echter zelden een probleem op).
In Ulaanbaatar klop ik eerst aan bij het Khongol guesthouse, helaas zat deze vol. Het UB guesthouse, waar ik de vorige keer verbleef (drie weken geleden) kwam nu met de melding dat ze helemaal geen fietsen toestaan. Ze verwijzen me wel naar een het Natural Guesthouse, waar ze voor je fiets wel een ruimte in de kelder hebben. 

De dag dat ik uit Ulaanbaatar vertrek sneeuwt het opnieuw.

Mijn oorspronkelijke route was aanzienlijk langer, alleen had ik hiervoor ongeveer twee weken (ruim ingeschat) meer fietstijd nodig gehad. Als ik had geweten dat het relatief makkelijk zou zijn om in Ulaanbaatar je visum te verlengen had ik hier zeker rekening mee gehouden. Bovendien had ik toch mijn vluchten verkeerd ingeschat waardoor ik effectief maar drieënhalve week in Mongolië was (plus de dag extra vertraging), hiervan blijven dan maar 21 dagen (inclusief rustdagen) over en dat is echt te weinig voor een ronde van ruim 2000 kilometer voor een groot deel over ongeasfalteerde wegen. Ook zou het fijn zijn om over een iets betere (papieren) kaart te beschikken dan ik nu bij me had.

Foto's:

 

    Klik hier om de fotoserie te openen.

 

Route:

fietsdagen

Afstand

aankomst

                  

dag 1

69

dag 2

120

dag 3

100

 

dag 4

85

 

Amarbayasgalant Khiid

dag 5

40

 

dag 6

78

 

Erdenet

dag 7

88

 

dag 8

60

 

dag 9

79

 

dag 10

75

 

dag 11

75

 

 

dag 12

56

Mörön

dag 13

72

dag 14

71

 

dag 15

62

dag 16

37

 

Mörön

dag 17

10

 

Ulaanbaatar

  

 

 

  

 

Aantal hoogte meters

10.023

 

Laagste punt

697

Hoogste punt

1.829

  

Kaarten

Links